Nieuwe versie Wet VBAR: wat verandert er?

10 juli 2024

Recent is er een aangepast (concept)voorstel voor de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Wet VBAR) ter advies aan de Raad van State gestuurd en gepubliceerd. Eerder meldden wij al dat de Wet VBAR was uitgesteld tot 1 januari 2026.

Wat er anders is aan de nieuwe versie van het (concept)voorstel? Je leest het in deze blog.

Eerste versie Wet VBAR: ABC

De hoofdlijn van de eerste versie van de Wet VBAR was: Wanneer er geen werkinhoudelijke aansturing is (A) en iemand is niet ingebed in de organisatie (B), dan kan het werk door een zzp’er gedaan worden. Als een van beide elementen wel aanwezig is, dan wordt gekeken in hoeverre er binnen de opdracht sprake is van ondernemerschap (C). Wanneer er dan nog geen uitsluitsel is, wordt gekeken naar elementen die te maken hebben met het ondernemerschap van de persoon zelf (C+).

Op de eerste versie van het wetsvoorstel, dat ook ter internetconsultatie is gebracht, is veel kritiek gekomen.

Nieuwe versie Wet VBAR: WZOP

Het aangepaste voorstel voor de Wet VBAR wijkt op onderdelen af van de versie die ter internetconsultatie is gebracht. Waar in de eerste versie gekeken moest worden naar de criteria ‘werkinhoudelijke instructies’ en ‘organisatorische inbedding’, vallen deze criteria in de nieuwe versie samen onder de indicaties die wijzen op werknemerschap. Daartegenover staan (contra)indicaties die wijzen op ‘zelfstandigheid’.

De elementen die wijzen op zelfstandigheid hebben allemaal te maken met zelfstandigheid binnen de context van de opdracht (net als bij de eerste versie). Pas als werknemerschap en zelfstandigheid in balans zijn, wordt gekeken naar ondernemerschap.

Indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing):

  1. De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
  2. De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
  3. De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende.
  4. De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie.
  5. Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.


Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico)
:

  1. De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
  2. Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
  3. De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is.
  4. De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
  5. Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.


Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon van de werkende (buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden
:

  1. De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar;
  2. De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers;
  3. De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang;
  4. De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten)


Rechtsvermoeden

Daarnaast is er natuurlijk nog het ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’. In de nieuwe versie is bepaald dat  iemand die als zelfstandige werkt en minder dan € 33,00 per uur verdient, vermoed wordt werknemer te zijn.

En nu?

De onduidelijkheid en onzekerheid voor werkgevenden en zeflstandigen/zzp’ers is helaas nog (lang) niet voorbij. De nieuwe wetgeving zal sowieso niet eerder dan per 1 januari 2026 in werking treden.

Voor nu zal bij de kwalificaties van arbeidsrelaties nog gekeken moeten worden naar de Wet DBA en de jurisprudentie van de Hoge Raad (zoals het Deliveroo-arrest). De Belastingdienst zal per 1 januari 2025 meer handhaven op schijnzelfstandigheid, op basis van deze bestaande regels.

Stuur ULTEAM een bericht

Liever direct een bericht sturen? Dit kan naar info@ulteamadvocaten.nl